Snelheid...
... of beter een gebrek aan!
Als er één sporttalent is waar ik van moeder natuur iets minder in bedeeld ben, is het wel het aantal snelle vezels in mijn musculaire samenstelling. Tijdens mijn studies LO op de unief leverde dit zelfs in bepaalde kringen me de bijnaam Mr. Slow Twitch op. Voor ons examen atletiek moesten we ieder jaar in een leeg Heizelstadion zowel 100m, 400m als 1500m tegen de chrono afleggen. Bij de eerste proef waren er misschien nog een vijftal klasgenoten (ja zelfs in de LO zitten er motorische gestoorden) trager, tijdens de volledige baanronde moest ik er nog een viertal (waaronder zelfs enkele sjotters) laten voorgaan. Mijn gloriemoment kwam bij de 1500m, ik was nog niet de snelste, maar moest slechts 1 studiegenoot voorlaten. Davy Thielens werd bij de junioren belgisch kampioen op zowel de 800m en de 3000m steeple, geen schande dus.
Mijn gebrek aan snelheid kwam reeds vroeger tot uiting. Mijn eerste contact met competitiesport ging zowaar gepaard met een groene tafel, een wit balletje en 2 paletjes... Plezant was het wel, maar veel succes kende ik niet echt! Ja oke, een kampioenstitel in de laagste jeugdcategorie, maar verder als dat ben ik nooit geraakt.
Dan maar volleybal dacht ik. Wegens stopzetting van onze jeugdploeg mocht ik na twee jaar reeds meetrainen met de eerste ploeg. Als knaap van 16 jaar stond ik daar tussen allemaal kerels van minstens 25 jaar met ervaring bij de nationale jeugdploegen en mannen die zelfs enkele jaren in ereklasse hadden gespeeld. Onze spelverdeler (en zo een beetje mijn mentor) was toen exact zestien jaar ouder. Zestien was ook zijn voorsprong in aantal meters toen we samen sprintjes moesten trekken over de hele lengte van een volleybalterrein. Voor de niet volleybal kenners onders ons, zo een speelterrein is in totaal 18 meter lang... Mede omwille van mijn gebrek aan snelheid en ook met mijn kleine 1m86 wist ik dat er mij hier ook geen mooie carriere te wachten stond.
Na wat omzwervingen in lopen en duathlon heb ik nu eindelijk mijn roeping gevonden: lange afstandstriathlon. Aangezien het veel makkelijker is om trage vezels te trainen dan trage vezels tegen beter weten in te proberen omvormen tot snelle vezels ligt de nadruk van mijn trainingsintensiteit vooral in het uitvoeren van lange trage (of matig intensieve) kilometers. Voor triatlonwedstrijden waarin 20 of 30 kilometer moet gelopen worden zou het ook wat absurd zijn om veel tijd te investeren in snelle, intensieve, kilometers.
Dit seizoen staan er nog vier wedstrijden op mijn programma. In die vier wedstrijden moet er samen, slechts, zo een 27 kilometer (7 in Blankenberge, 4,4 in St Niklaas, 10 in Mechelen en 5,6 inNew York) gelopen worden. Ik moet dus de laatste weken van mijn seizoen wat meer mijn snelle slofkes aantrekken en wat sprintjes trekken. Vandaag stonden er 2 reeksjes van 4x500m op het programma. De eerste ging in 1'37, kwestie van even tijd nodig te hebben om mijn weinige snelle vezels te kunnen activeren. Daarna waren we vertrokken voor tijden van 1'35, 1'34 en eentje van 1'33. Tussen de 500-den gaf ik mezelf 1' de tijd om naar lucht te happen. Maar het grote voordeel van die vele trage kilometers is dat je recuperatievermogen steeds beter wordt. Na mijn laatste 500 zakte mijn hartslag in anderhalve minuut (rustig rondwandelen) met 80 slagen!
Voor de mannen uit de buurt. Ik liep mijn 500-den in het Vondelhof, de eerste 500 van het rondje. Voor de mannen niet uit de buurt, de eerste 150m zijn lichtjes bergop, daarna volgt er een scherpe bocht en na 350m nog een scherpe bocht, de ondergrond zijn van die kleine kiezeltjes (zeer plezant voor een duurloop, een extra uitdaging voor een snelheidstraining).
Als er één sporttalent is waar ik van moeder natuur iets minder in bedeeld ben, is het wel het aantal snelle vezels in mijn musculaire samenstelling. Tijdens mijn studies LO op de unief leverde dit zelfs in bepaalde kringen me de bijnaam Mr. Slow Twitch op. Voor ons examen atletiek moesten we ieder jaar in een leeg Heizelstadion zowel 100m, 400m als 1500m tegen de chrono afleggen. Bij de eerste proef waren er misschien nog een vijftal klasgenoten (ja zelfs in de LO zitten er motorische gestoorden) trager, tijdens de volledige baanronde moest ik er nog een viertal (waaronder zelfs enkele sjotters) laten voorgaan. Mijn gloriemoment kwam bij de 1500m, ik was nog niet de snelste, maar moest slechts 1 studiegenoot voorlaten. Davy Thielens werd bij de junioren belgisch kampioen op zowel de 800m en de 3000m steeple, geen schande dus.
Mijn gebrek aan snelheid kwam reeds vroeger tot uiting. Mijn eerste contact met competitiesport ging zowaar gepaard met een groene tafel, een wit balletje en 2 paletjes... Plezant was het wel, maar veel succes kende ik niet echt! Ja oke, een kampioenstitel in de laagste jeugdcategorie, maar verder als dat ben ik nooit geraakt.
Dan maar volleybal dacht ik. Wegens stopzetting van onze jeugdploeg mocht ik na twee jaar reeds meetrainen met de eerste ploeg. Als knaap van 16 jaar stond ik daar tussen allemaal kerels van minstens 25 jaar met ervaring bij de nationale jeugdploegen en mannen die zelfs enkele jaren in ereklasse hadden gespeeld. Onze spelverdeler (en zo een beetje mijn mentor) was toen exact zestien jaar ouder. Zestien was ook zijn voorsprong in aantal meters toen we samen sprintjes moesten trekken over de hele lengte van een volleybalterrein. Voor de niet volleybal kenners onders ons, zo een speelterrein is in totaal 18 meter lang... Mede omwille van mijn gebrek aan snelheid en ook met mijn kleine 1m86 wist ik dat er mij hier ook geen mooie carriere te wachten stond.
Na wat omzwervingen in lopen en duathlon heb ik nu eindelijk mijn roeping gevonden: lange afstandstriathlon. Aangezien het veel makkelijker is om trage vezels te trainen dan trage vezels tegen beter weten in te proberen omvormen tot snelle vezels ligt de nadruk van mijn trainingsintensiteit vooral in het uitvoeren van lange trage (of matig intensieve) kilometers. Voor triatlonwedstrijden waarin 20 of 30 kilometer moet gelopen worden zou het ook wat absurd zijn om veel tijd te investeren in snelle, intensieve, kilometers.
Dit seizoen staan er nog vier wedstrijden op mijn programma. In die vier wedstrijden moet er samen, slechts, zo een 27 kilometer (7 in Blankenberge, 4,4 in St Niklaas, 10 in Mechelen en 5,6 inNew York) gelopen worden. Ik moet dus de laatste weken van mijn seizoen wat meer mijn snelle slofkes aantrekken en wat sprintjes trekken. Vandaag stonden er 2 reeksjes van 4x500m op het programma. De eerste ging in 1'37, kwestie van even tijd nodig te hebben om mijn weinige snelle vezels te kunnen activeren. Daarna waren we vertrokken voor tijden van 1'35, 1'34 en eentje van 1'33. Tussen de 500-den gaf ik mezelf 1' de tijd om naar lucht te happen. Maar het grote voordeel van die vele trage kilometers is dat je recuperatievermogen steeds beter wordt. Na mijn laatste 500 zakte mijn hartslag in anderhalve minuut (rustig rondwandelen) met 80 slagen!
Voor de mannen uit de buurt. Ik liep mijn 500-den in het Vondelhof, de eerste 500 van het rondje. Voor de mannen niet uit de buurt, de eerste 150m zijn lichtjes bergop, daarna volgt er een scherpe bocht en na 350m nog een scherpe bocht, de ondergrond zijn van die kleine kiezeltjes (zeer plezant voor een duurloop, een extra uitdaging voor een snelheidstraining).
1 Comments:
wat is het nut van aan hogere snelheid los te lopen (bijna je wedstrijdtempo op de lange afstand) tussen de twee reeksen, terwijl je wandelt tussen de vijfhonderden?
Een reactie posten
<< Home